Advies toelating startende ondernemers (startups)

Volledige versie

Besluit met nota van toelichting

Inleiding
Het voorstel beoogt een simpele toelatingsprocedure te creëren voor veelbelovende startende ondernemers van buiten de EU/EER. De regering wijst op de grote potentie van innovatieve startende ondernemingen om bij te dragen aan onze welvaart en concurrentiepositie. Ook kunnen zij nieuwe banen creëren. Het is echter niet vanzelfsprekend dat startende ondernemers voor Nederland kiezen. Voor welk land startende ondernemers kiezen is volgens de regering afhankelijk van het innovatieklimaat in dat land, het ondernemingsrecht, het toelatingsbeleid, de fiscaliteit, de aanwezigheid van acceleratieprogramma’s en kapitaal. Startende ondernemingen zijn gewild en Nederland is niet het enige land dat om hen concurreert. Een aantal landen heeft of maakt specifieke immigratiewetgeving om startende ondernemingen aan te trekken en te behouden. Een belangrijk uitgangspunt van het voorstel is het wegnemen van belemmeringen voor toelating van innovatieve startende ondernemers van buiten de EU of EER. Bij toelating van innovatieve startende ondernemers tot Nederland wordt een uitzonderingsregeling gemaakt op de voorwaarden die gelden voor afgifte van een verblijfsvergunning ‘arbeid als zelfstandige’. Startende ondernemers komen volgens de regering vaak niet in aanmerking voor de bestaande toelatingsregeling voor zelfstandigen2 omdat zij noch een uitgewerkt ondernemersplan hebben, noch beschikken over een startkapitaal. Zij halen daardoor niet genoeg punten voor het ‘puntenstelsel’ op grond waarvan een verblijfsvergunning voor ‘arbeid als zelfstandige’ wordt toegekend. Vreemdelingen die een onderneming opstarten voldoen volgens de regering vaak ook niet aan de eis dat bestaansmiddelen zelfstandig worden verworven (artikel 3.73 Vb). Zij zitten namelijk in het proces om een onderneming op te starten waaruit zij op dat moment vaak nog niet zelfstandig inkomsten genereren. Het voorstel bevat drie wijzigingen in het Vb 2000. Ten eerste wordt voorgesteld om aan artikel 3.30 Vb een nieuw lid toe te voegen dat voorziet in de bevoegdheid een verblijfsvergunning te verstrekken aan de vreemdeling van buiten de EU/EER die een innovatieve onderneming opricht waarmee hij arbeid als zelfstandige gaat verrichten. Ten tweede wordt voorgesteld om aan artikel 3.58, vijfde lid Vb toe te voegen dat de verblijfsvergunning van de startende ondernemer voor ten hoogste één jaar wordt verleend. Tevens is voorgesteld om aan artikel 3.59, tweede lid Vb toe te voegen dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de startende ondernemer niet wordt verlengd na één jaar. Samenvattend wordt voorgesteld om de voorwaarden dat de vreemdeling één jaar een verblijfsvergunning als startende ondernemer mag hebben en dat de vreemdeling duurzaam over voldoende middelen van bestaan moet beschikken, in het Vb 2000 neer te leggen. De nadere invulling van de voorwaarden worden bij regeling van Onze Minister vastgesteld. Twee jaar na invoering van de regeling wordt deze geëvalueerd (zoals geregeld in artikel II) en indien nodig aangepast. Tot slot is ook een wijziging die los staat van de regeling voor startende ondernemers meegenomen in het besluit. Het betreft het afschaffen van de meldplicht voor vreemdelingen van buiten de EU voor kort verblijf (artikel 4.48 Vb).