Om het maatschappelijk belang

Volledige versie Kabinetsreactie

Persbericht ACVZ december 2011 Parlementaire informatie debat TK juni 2012
Brief minister Leers aan TK oktober 2012 Bijlage Brief minister Leers met vragenlijst

Minister voor Immigratie, Integratie & Asiel signaleert begin 2011 dat er binnen de samenleving een verwachtingspatroon over de toepassing van de discretionaire bevoegdheid bestaat dat niet aansluit bij de wijze waarop deze in de praktijk wordt toegepast. Daarom heeft hij in maart 2011 de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) gevraagd hem te adviseren over verblijfsmogelijkheden voor uitgeprocedeerde asielzoekers van wie het verblijf ‘een Nederlands belang’ dient en of, en zo ja hoe, het lokale bestuur hier een rol in zou kunnen spelen.

Maatschappelijke onvrede over uitwerking vreemdelingenbeleid in individuele gevallen
De adviescommissie signaleert dat de uitwerking van het vreemdelingenbeleid in individuele gevallen regelmatig tot maatschappelijke verontwaardiging leidt. Het gaat dan vaak om uitgeprocedeerde vreemdelingen die al lang in Nederland zijn en die zijn opgenomen in de lokale gemeenschap. Gemeenten en maatschappelijke organisaties vragen de minister geregeld om deze vreemdelingen in afwijking van het beleid toch een verblijfsvergunning te geven. In de discussies die hierover ontstaan kunnen de emoties hoog oplopen. Dit tast het draagvlak voor het vreemdelingenbeleid aan.

Alsnog verblijfsvergunning verlenen vanwege maatschappelijk belang
De minister heeft als enige de bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen, ook als de vreemdeling níet aan de voorwaarden voldoet. Tot nu toe maakt hij alleen van deze ‘discretionaire bevoegdheid’ gebruik als de situatie van de vreemdeling zo schrijnend is dat een gedwongen terugkeer naar zijn land van herkomst bijzonder hard zou zijn. In deze beoordeling wordt geen rekening gehouden met de bijdrage die deze vreemdelingen aan de Nederlandse samenleving leveren of zouden kunnen leveren. Dat zou volgens de adviescommissie wel verstandig zijn, omdat Nederland ze goed kan gebruiken. De ACVZ doelt op vreemdelingen die met medeweten van de overheid zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijven en die zich zelfstandig kunnen handhaven, bijvoorbeeld omdat ze de Nederlandse taal beheersen, hier opleidingen hebben gevolgd, een baan hebben of vrijwilligerswerk doen, lid zijn van verenigingen en sportclubs etc. Als een uitgeprocedeerde vreemdeling zich zo in positieve zin onderscheidt, kan er een maatschappelijk belang zijn om hem alsnog een verblijfsvergunning te geven. Dat maatschappelijk belang zou volgens de commissie net als ‘schrijnendheid’ een reden voor toepassing van de discretionaire bevoegdheid moeten zijn.

Onafhankelijk, multidisciplinair adviesorgaan met lokale inbreng moet minister adviseren
De vraag in welke mate de vreemdeling deel uitmaakt van de lokale gemeenschap kan alleen worden beantwoord als de ervaringen uit die gemeenschap worden betrokken bij de beoordeling van zijn situatie. De ACVZ stelt voor de ambtelijke IND-commissie die nu de beoordeling van schrijnende zaken voor de minister voorbereidt, om te vormen tot een onafhankelijk adviesorgaan waarin naast een IND-medewerker ook een vertegenwoordiger van de gemeente en afgevaardigden van enkele maatschappelijke organisaties plaatsnemen. Naast de informatie over betrokkene in het IND-dossier wordt op deze manier ook alle relevante informatie uit de lokale gemeenschap bij de beoordeling van de zaak betrokken. In Duitsland bestaan al enige jaren onafhankelijke, maatschappelijke adviesorganen die zich bezighouden met de beoordeling van schrijnende gevallen. Het adviesorgaan in Nederland zou zich volgens de ACVZ niet alleen moeten buigen over zaken waarin een beroep wordt gedaan op de maatschappelijke participatie van betrokkene, maar zou de minister ook over schrijnende zaken moeten adviseren. In beide gevallen spelen lokale omstandigheden immers een belangrijke rol.

In 2014 heeft staatssecretaris Teeven de Tweede Kamer de evaluatie toegestuurd van het gebruik van de vragenlijst die in het kader van de discretionaire bevoegdheid gebruikt kan gaan worden.

Brief staatssecretaris Teeven aan TK juli 2014 over evaluatie vragenlijst discretionaire bevoegdheid
Enquete vragenlijst maatschappelijk belang maart 2014